|
"Wanneer
onze overgrootvaders nog eens een kijkje bij ons konden nemen
en vergelijkingen maken tusschen voorheen en thans, dan zou
hunne verbazing op velerlei gebied zeker onbegrensd zijn. Wat
zou iemand, die leefde voor den tijd dat Niepce en Daguerre
hunne groote uitvinding deden en die zich in zijn kinderjaren
dol amuseerde, wanneer bij een huiselijk feest de
tooverlantaarn vertoond werd, wel zeggen van de lichtbeelden,
zooals wij gewoon zijn die te zien.
Zou zoo iemand niet aan tooverij gaan denken, wanneer hij plotseling eene zaal
binnentrad, waar eene voorstelling met de cinematograaf werd
gegeven. Zou hij niet versteld staan, wanneer hij bij eene
gewone lantaarn-voorstelling, waarlijk artistieke lichtbeelden
te zien kreeg, van vele vierkante meters oppervlakte. Toch zal
ieder die den middelbaren leeftijd bereikt heeft zich nog zeer
goed herinneren welk een genoegen dat ouderwetsche
lantaarntje, met zijn walmend oliepitje, zijn lensje van
brillenglazen en zijn geschilderde beeldjes kon verschaffen,
niet alleen aan kinderen maar ook aan de ouderen".
Indien de schrijver van het
"Theoretisch en praktisch Handboek der Projectie", J.J.M.M.
van den Bergh, die in het
jaar 1900 deze woorden schreef, nog eens een kijkje bij ons
kon nemen, zou zijn verbazing vast en zeker niet minder
zijn.........
Uit "Overvloeiprojektie van A tot Z" van Han Biesen
|
|